Stipt om twaalf uur staat de lesauto weer voor de deur. Vandaag leer ik schakelen, heeft mijn instructeur zich voorgenomen. Eerst rijd ik het dorp uit. Dat gaat vloeiend: ik hoef alleen gas te geven en te sturen, een beetje op de borden en de snelheid te letten, en de instructeur doet de rest. Ik breng het meisje thuis dat voor mij rijles heeft gehad en rijd volgens de aanwijzingen van de instructeur naar een rustige weg, waar ik goed zal kunnen leren schakelen.
„Zo houd je de pook vast: hand er aan de rechterkant omheen, duim bovenop." Als we zo makkelijk gaan beginnen, gaat het mij wel lukken. Maar de pook ziet er voor mij verdacht ingewikkeld uit. Ik bestudeer de knop: waar zit welke versnelling? Ergens vanuit de verte klinkt de stem van de instructeur. „De eerste en tweede versnelling zitten onder elkaar, de derde en vierde ook. De vijfde zit nog wat verder naar rechts en als je achteruit wilt, moet je de pook eerst een stukje indrukken en daarna naar links trekken."
Hij wijst naar de verbindingsstreepjes op de pook en hij heeft gelijk, zo werkt het inderdaad. Schuin duwen kun je niet, je kunt niet in één beweging van de twee naar de drie gaan. De beweging die je daarvoor nodig hebt, is de 'tekening van het stoeltje'.
Ik heb zin om te beginnen. Met mijn linkervoet houd ik de koppeling helemaal ingetrapt. Ik laat hem langzaam opkomen, heel langzaam, tot de auto begint te rijden. Dan geef ik gas met mijn rechtervoet. We vliegen naar voren. Dat gaat wel erg snel, de toerenteller is al voorbij de twee. En nu moet ik dus schakelen? Dat wil ik nog even niet. Ik rem. Ogenblikkelijk staat de auto stil. „Begrijp je nu waarom ik je in het dorp alleen gas liet geven en niet liet remmen?" Ik begrijp het.
Maar hoe moet het dan, dat remmen? Dat moet gematigd. Ik snap het nog niet helemaal, maar de instructeur stelt me gerust: dat komt een andere keer wel, het perfecte remmen. Nu moet ik leren schakelen. Koppeling helemaal intrappen, anders rijdt de auto weg in z'n 1. Ook belangrijk trouwens: niet vergeten de auto eerst in z'n 1 te zetten.
Rechtervoet klaarhouden bij het gaspedaal. Koppeling langzaam - langzaam! - op laten komen, tot je voelt dat hij 'pakt'. En dan gas geven, geven, geven, tot je twintig kilometer per uur gaat en het wijzertje van de toerenteller boven de twee komt. Gas los - helemaal los - en koppeling weer intrappen. 'Opschakelen', van z'n 1 naar z'n 2. Koppeling weer laten opkomen tot hij 'pakt'. Gas geven, geven, geven, tot de het wijzertje van de toerenteller weer boven de twee komt. Dan weer gas los - helemaal los - en de koppeling opnieuw intrappen. 'Opschakelen', van z'n 2 naar z'n 3.
Elke snelheid heeft een eigen versnelling.
0-20 km/u: 1
20-40 km/u: 2
30-60 km/u: 3
60-80 km/u: 4
80 km/u of harder: 5
Het zijn geen strikte richtlijnen. Op een 80-weg kun je ook in z'n 5 rijden. Maar zover kom ik niet. Ik vind het wel leuk om nog verder 'op te schakelen', van z'n 3 naar z'n 4, ik ga nu 60. Maar de instructeur roept me tot de orde: het gaat niet om snelheid maken, het gaat om het schakelen en om het op laten trekken van de auto. Remmen dus. Eerst alleen de rem intrappen, dan de koppeling - helemaal, een beetje heeft geen zin - en dan nog harder remmen. Niet te hard: ik moet gematigd remmen. Dat is een grote frustratie, niet zo netjes kunnen remmen als de instructeur, bij wie je niet het kleinste schokje voelt. Hij heeft het zo mooi voorgedaan, en ik kan het niet na doen. Hij geeft er niet om. „Komt nog wel, komt nog wel."
Het gaat nu om het schakelen, het optrekken. O ja, het schakelen. Ik ga van z'n 2 naar z'n 5. Foutje. Waarom lukte het bij het 'droogschakelen' niet om de versnelling in z'n 5 te krijgen en gaat het nu vanzelf? Ik moet de pook niet te krampachtig vasthouden, adviseert de instructeur. Ik vind het niet leuk dat het niet lukt. Ik ben de hele tijd aan het lachen. Zenuwen. De instructeur geeft er niets om. Laat me een snoepje kiezen uit een grote voorraad die hij bij zich heeft. Een oranje Napoleon, lekker.
Ik begin weer opnieuw. Wat was de volgorde ook alweer? Koppeling intrappen met de linkervoet, auto in z'n 1 zetten, koppeling op laten komen tot hij 'pakt', gas geven met de rechtervoet tot 20 km/u, koppeling weer helemaal intrappen en het gas loslaten, 'opschakelen' naar z'n 2, koppeling langzaam op laten komen. Gas geven tot de wijzer van de toerenteller boven de 2 komt. Ik hoef niet eens naar het wijzertje te kijken, ik hoor het aan de motor. Ben trots op mezelf. Ga snel naar de 3. Gas los, koppeling helemaal intrappen - ja, helemaal, anders heeft het geen zin - 'opschakelen', de pook met de beweging 'stoeltjestekening' naar voren duwen, koppeling op laten komen - niet te snel! - gas geven en een constante snelheid van 50 km/u aanhouden.
Het is moeilijk, moeilijk, moeilijk. Ik vergeet de koppeling steeds, of ik vergeet de koppeling langzaam op te laten komen. En gaat dat goed, dan geef ik weer te veel of te weinig gas. Of ik zet de auto in de verkeerde versnelling, de 5 in plaats van de 3. Of ik rem niet goed - maar dat geeft niet.
Tijd voor de terugweg. Even een jongen ophalen. De instructeur remt voor mij, ik stuur, geef gas en 'schakel op' als het niet te lastig is. Terugschakelen hoeft nog niet. Sturen gaat prima, ik krijg een compliment. Leuk! Dan stel ik de vraag die me bezighoudt: „Zou ik ooit leren schakelen?"
Het antwoord is even geruststellend als nietszeggend. „Iedereen kan leren schakelen."
Zo'n antwoord wilde ik niet horen. Maar hij vervolgde: „Ik heb mensen gehad die het veel slechter deden. Het zal steeds beter gaan."
Het sturen en het gasgeven met de intake ging prima, dat kon ik al. Dat gaf me een fijn gevoel. Dit kan ik nog niet, ik heb het nooit eerder gedaan en moet het leren. Daar krijg ik de lessen voor. Ik mag fouten maken. Maar nu moet ik uitstappen, mijn 90 minuten zijn om. Ik maak een nieuwe afspraak: volgende week, dezelfde tijd, dezelfde plaats.
Nog even achterin de auto zitten, even thuisgebracht worden. De jongen achter het stuur heeft zo te horen eerst ergens anders gelest, heeft al meerdere keren afgereden en is steeds gezakt. Nu lest hij ook bij Ismet. Het valt me op dat hij niet kijkt. Als hij al meerdere keren af heeft gereden en toen zo reed, vind ik het niet verwonderlijk dat hij het niet heeft gehaald. Ik kan het niet beter, natuurlijk niet. Maar hij rijdt anders dan anderen met wie ik meerijd, mensen die hun rijbewijs wel hebben. Hij kijkt te strak voor zich uit, dat is het. En hij stuurt niet vloeiend genoeg. De instructeur geeft hem steeds dezelfde tips: rechts kijken, links kijken, over je schouder, zag je dat fietspad, zebrapad zometeen, kijken, over je schouder, binnenspiegel...
Hij kan al schakelen, maar hij kan nog steeds niet rijden. Ik kan nog niet eens schakelen. Ik heb nog een lange weg te gaan. Maar eens zal ik zonder aarzelen in mijn moeders auto kunnen rijden, overal heen kunnen gaan waar ik wil. Daar zie ik nu al naar uit. Daar doe ik het voor.
- wordt vervolgd -
Totaal kosten:
Les 90 minuten - €55
Bij mij eerste rijles was ik zo zenuwachtig, maar ik had zo aardige man als instructeur dat de eerste les beter ging dat ik had verwacht. Nu heb ik alweer 4 jaar lang mijn autorijbewijs.
BeantwoordenVerwijderenLeuk beschreven. Ik heb afgelopen zomer mijn eerste ervaringen opgedaan met autorijden, in een autoluw straatje in de buurt. Een beetje vertrouwd raken met leren schakelen enzo. Vanaf april ga ik lessen, heb er veel zin in!
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor deze blogpost. Ik heb net met mijn tweede rijles gehad. Toch was mij niet helemaal duidelijk bij welke snelheid je precies naar de volgende versnelling schakelt, vooral binnen de bebouwde kom is dit natuurlijk belangrijk. Wel heb ik gehoord van vrienden dat het bij verschillende auto's anders is. Ik neem dit mee. http://www.autorijlesevo.nl/autorijles-in-eindhoven-bij-evo/
BeantwoordenVerwijderen